maandag 8 oktober 2018

Taalwonderkinderen, geen total loss

Kinderen van 4 jaar oud die naar de kleuterschool gaan zonder een woord Nederlands te spreken. VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff ligt er echt wakker van. Daarom stelde hij in de Tweede Kamer voor om dubbel zo zwaar te straffen in de wijken waar deze kinderen opgroeien. De rest van de Kamer snapte er niets van, maar dat geeft niet want het hele probleem van die 4-jarige kinderen bestaat niet, legde taalkundige Marc van Oostendorp uit (lees verder onder filmpje).



Stomtoevalligerwijs las ik even later in Een Russische roman van Emmanuel Carrère dat zijn moeder Hélène (Carrère d'Encausse) als dochter van een Russische moeder en Georgische vader weliswaar in Frankrijk groot werd, maar tot haar 4de geen woord Frans sprak. "In de emigrantengemeenschap waarin ze opgroeit, wordt Russisch gesproken, alleen Russisch."

Pas tijdens een vakantie in Frans gezelschap maakt ze zich de taal van haar stiefmoederland eigen, "en goed ook", schrijft Carrère (ze schopte het zelfs tot secretaris van de Académie française). "Met het gevolg dat als ze in september terugkomt, ze het Russich vrijwel helemaal is vergeten -  dat ze evenwel binnen enkele dagen weer onder de knie heeft."


Dat laatste zou een vrijheid van de schrijver kunnen zijn, of missschien ook wel niet, maar dat wil Marc van Oostendorp in een Youtube-sequel vast nog wel even ophelderen.







dinsdag 8 augustus 2017

Goddeloos, maar godvrezend

'Ik zal mezelf nooit een atheïst noemen. De ontkenning is toch een erkenning van het mogelijke bestaan van God', schreef ik een paar jaar geleden op deze plek. Net zoals de vloek een gebed is, kan ik eraan toevoegen. 

Ik kwam erop door een oude uitspraak van John Cruijff. "Ik heb nooit gereageerd op de zwembadaffaire omdat ontkennen ook een vorm van toegeven is." Cruijff heeft nooit iets kwijt gewild over de verhalen dat hij samen met teamgenoten en halfnaakte meisjes het zwembad van hun hotel was ingedoken tijdens het WK Voetbal in 1974 in Duitsland

Cruijff zal Curzio Malapartes onvoltooide roman Het bal in het Kremlin niet hebben gelezen. Die verscheen pas dit jaar in vertaling. Maar Cruijff zou zich hebben herkend in het ongemakkelijk gevoel dat de schrijver bekroop toen hij zich begin jaren 30 begaf onder de revolutionaire adel van Sovjet-Rusland. Die was goddeloos, maar godvrezend tegelijkertijd. 

'Ik voelde me ongemakkelijk, omdat ik voelde dat in Rusland, waar God werd ontkend en vaak lomp en luid, met een dierlijke verbetenheid werd beledigd, de aanwezigheid van God tastbaarder was dan in Europa, dat zelfs die kracht om God te ontkennen was kwijtgeraakt, die toch een manier is om hem te bevestigen, aan te roepen, lief te hebben.'

donderdag 23 maart 2017

Derek Walcott: lichtelijk kwaadaardig

's Ochtends begon ik in een middagkrant aan een necrologie van Derek Walcott (die ik na de woorden 'de Homerus van de Cariben' verder ongelezen liet), 's middags kwam ik stomtoevalligerwijs de dode dichter opnieuw tegen. In een boekhandel bladerde ik door de Hotelkamerverhalen van Bas Kwakman, en daar trof ik Walcott, nog in levenden lijve: in het Plaza Hotel in Brussel met zijn vrouw en met poëziemandarijn Kwakman (directeur van Poetry International). In Hotelkamerverhalen vertelt Kwakman wat hij meemaakte met dichters en collega-mandarijnen over de hele wereld.

Over de doden niets dan goeds, maar toen Kwakman zijn bundel bij de uitgever inleverde, zat Walcott nog gewoon springlevend op het strand van Saint Lucia over de zee te staren, dus wat lette de poëziedirecteur om eens een boekje over de Nobelprijswinnaar open te doen. En dan blijkt het woord 'nobel' wel erg slecht te passen bij de gelauwerde dichter. In zijn blog over Hotelkamerverhalen heeft uitgever Peter Nijssen het nog over 'het stupide, lichtelijk kwaadaardig gekissebis van Derek Walcott en zijn echtgenote' dat Kwakman optekende. maar ook de poëziefestivaldirecteur zelf krijgt de volle laag van de chagrijnige Nobelprijswinnaar.

Maar dat is nog niet alles: Walcott blijkt ook een leugenaar en eigenlijk gewoon een ordinaire oplichter die met een heel erg grote smoes ooit afzegde voor Kwakmans festival, nadat hij wel even geld voor zijn optreden had gevangen. De dichter beweerde bij een overval alles te zijn kwijtgeraakt: optreden zat er niet meer in en hij keerde meteen terug naar Saint Lucia om op het strand over de zee te gaan zitten staren. Kwakman slikte het verhaal voor zoete koek - wat kon hij anders. Walcotts uitvluchten haalden zelfs de krant. Tot hij een jaar later van dichter Seamus Heany hoort dat hij niet de eerste festivaldirecteur is die deze gigasmoes van Walcott te horen kreeg.

Hork

Maar was die Walcott nou echt zo'n hork? Kwakman mag dan wel putten uit de notities en tekeningen die hij maakte tijdens zijn ontmoetingen met dichters in hotels, hij schreef wel een bundel vol verhálen, fictie dus, verzonnen. Dit zegt hij er zelf over in het voorwoord van Hotelkamerverhalen: "Uit  de tekeningen en notities zingen zich verhalen los. Fictie, grotendeels verankerd in de realiteit." Die ellenlange dialoog tussen de echtelieden Walcott zal Kwakman heus niet letterlijk uit zijn hoofd weten te reproduceren: daar moet toch enige verbeelding aan te pas zijn gekomen. "Aan het ongelooflijk grenzende verhalen", schrijft Nijssen niet voor niets in zijn blog.

Wanneer de eerste bladzijde van een roman van kersvers Kamerlid Thierry Baudet heel wat literair-correct stof doet opwaaien (de vreselijke romanheld valt heus niet samen met zijn schepper!), mogen we de festivaldirecteur uit een verhalenbundel toch niet een op een identificeren met een festivaldirecteur die zijn belevenissen optekende. Net zomin als de 'Homerus van de Cariben' een op een samen hoeft te vallen met het gelijknamige verhaalpersonage Derek Walcott uit de bundel van Kwakman.

Die Kwakman kan als schrijver de ankers van de realiteit lekker los hebben gegooid en zijn grote dichtersduim in zijn mond hebben gestoken: in het echt was Walcott natuurlijk een heel aardige, beschaafde man die maar liefst twee keer slachtoffer werd van een overval en zijn vrouw is een heel vervelend mens dat ontzettend kan zeuren, en de festivaldirecteur die met hem aanpapte in een hotel in Brussel is een dichter die 'lichtelijk kwaadaardig' van alles uit diezelfde grote duim zuigt.

Oplichter

Maar waarom Kwakman dat zou doen? Omdat hij zich belazerd voelt? Uit wraak? Wie nagelt zonder gegronde reden een groot dichter als een groot oplichter aan de schandpaal? Niemand toch? Dan zal de echte Walcott de echte Kwakman inderdaad wel een loer hebben gedraaid, en heeft de schrijver Kwakman de boel toch niet helemaal bij elkaar verzonnen, zat zijn anker toch wel stevig vast in de realiteit?

De dode dichter heeft geen weerwoord, en dat is maar goed ook, want zelfs een persoon van vlees en bloed die afstand wil nemen van zijn dubbelganger van inkt en papier, komt van een koude kermis thuis. De vader van Emma Curvers wilde het debuut Iedereen kan schilderen van zijn dochter uit de winkel hebben omdat hij er in de roman nogal slecht vanaf kwam. Niet iedereen kan zomaar van alles schrijven, vond hij, maar daar oordeelde de rechter anders over. Het romanpersonage viel niet volledig samen met pa Curvers: zijn dochter had er van alles bij verzonnen. Dus was het gewoon fictie en mocht het boek in de winkel blijven liggen. Pa haalde opgelucht adem: hij kwam toch niet echt in de roman van zijn dochter voor.

Dan kun je Kwakmans voorwoord ook zien als een disclaimer voor boze dichters die de publicatie van zijn Hotelkamerverhalen wél kunnen navertellen: vinden zij dat Kwakman hun eventuele 'lichtelijk kwaadaardige' trekjes wat al te veel heeft uitvergroot, dan kan de poëziemandarijn zich altijd beroepen op zijn dichterlijke vrijheid. Geen dichter die daar bezwaar tegen kan hebben.


woensdag 26 oktober 2016

Elisabethje en Egidius

Echt schokkend, vindt Juliana-biograaf Jolande Withuis het briefje uit 1936 van de kroonpinses aan haar vriendin Nelke Clay.

Juliana schrijft over Nelkes verdronken dochtertje Elisabethje:

En wat is een kort en gelukkig leven een voorrecht voor haar, dat ze heeft boven ons. Al hebben jij en ik ook daarnaast nog zoveel geluk gevonden in ons leven, zij heeft helemaal nooit geen leed gekend.

Wrange woorden van troost, maar de gedachtegang is zo vreemd nog niet, althans: dat de gestorvene beter af is, valt ook al te beluisteren in het rondeel 'Egidius, waer bestu bleven', dat bewaard is gebleven in het veertiende-eeuwse Gruuthuse-handschrift. De dichter treurt om de dood van zijn vriend Egidius, maar lijkt ook wel een tikkeltje jaloers.

Nu bestu in den troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn
Alle vrucht es dei ghegheven

Hij wel, met zijn mooie plekje in het hiernamaals, maar ik niet, denkt de dichter: ik moet nog ploeteren in het leven van alledag, terwijl het ergste nog moet komen:

Nu bidt vor mi: ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn.

Niet alleen heeft Egidius het sterven al achter de rug - waar de dichter kennelijk nogal tegenop ziet - ook heeft hij al het wereldse leed voor altijd achter zich kunnen laten. Net als de kleine Elisabethje.



woensdag 13 juli 2016

Duivels toeval

Een paar jaar geleden schreef ik op deze plaats over een kerkelijk leider die de goede afloop van een dreigende ramp toeschreef aan het toeval of aan God. Ging de man gebukt onder een geloofscrisis? Waarom het toeval aanroepen als je in God gelooft? Wat moesten de kerkgangers daar wel van denken!
In Plotseling, liefde van Aharon Appelfeld weet de eerbiedwaardige Efrajim het wel beter tijdens de rouw om de grootvader van de hoofdpersoon. Alles komt van God. "Niets in deze wereld is toeval. Toeval is de uitvinding van de duivel."

vrijdag 8 juli 2016

Van de leeuwerik, de merel en de dood

Iedereen heeft er wel één: een eerste herinnering. Maar bijna niemand weer zeker of dit ook echt het moment was dat gebeurtenissen niet langer spoorloos verdwenen in het eigen verleden, maar zich ergens in je hersenen begonnen te nestelen: het begin van je eigen geheugen.

In The beginning of memory heeft Laurie Anderson het niet over haar eigen eerste herinnering, maar over de allereerste herinnering ooit. Ze gaat ze nog veel verder terug, naar de schepping van het geheugen.

And it's a short story from before the world began
From a time when there was no earth, no land.

Geen aarde, geen land, maar in dit geheel eigen scheppingsverhaal is er al wel een lucht, en die lucht is vol met vogels. Als op een dag de vader van een van die vogels overlijdt, staat deze leeuwerik voor een onmogelijke opgave: waar moet ze haar vader begraven, want er is nog geen aarde en dus geen land. 

Luister naar de oplossing: 





She decided to bury her father in the back of her own head.
And this was the beginning of memory.

Een vogel in je achterhoofd die daar altijd blijft zitten: een herinnering. Kende Laurie Anderson Jan Eijkelboom, en zijn gedicht 'Tuin Dordrechts Museum' uit zijn bundel Wat blijft komt nooit terug? Vast niet, maar ook de Dordtse dichter ziet een vogel als zetel van herinnering. De zang van een merel doet hem denken aan zijn dood, en aan de herinnering die het gezang van diezelfde vogel bij zijn zoon zal oproepen.

En als ik dan toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo'n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.







zondag 24 januari 2016

De zonde van de zon

Eerder schreef ik hier over de machteloosheid van de schilder: Bavink uit Nescio's Titaantjes. Hij slaagt er maar niet om grote, rode zon op zijn witte doek te krijgen, vertelt de "wijs en bedaard" geworden Koekebakker:


"Ik herinner me, dat we, Bavink en ik, eens op een keer aan zee kwamen, toen de halve zon groot, koud en rood aan de kim stond. Bavink sloeg met z'n vuist tegen z'n voorhoofd en vloekte: 'God, God, dat schilder ik nooit.'"

Hij had het bij het rechte eind:

"Bavink heeft 't tegen die 'Godverdomde dingen' afgelegd. De dingen die geschilderd wilden wezen en als je dan dacht: 'dan moet 't ook maar gebeuren', dan wilden ze weer niet. Hij begon wat opgang te maken, toen de strijd al op ' t eind liep."

In De schilder en het meisje van Margriet de Moor komt een oudere schilder voor (waarschijnlijk Samuel van Hoogstraeten, leerling van Rembrandt) die het schilderen van de zon niet alleen als onmogelijk ziet, maar er zelfs nooit aan zou beginnen:

"De zon is een verbod in de schepping. Een heel groot taboe, ook voor ons. Zoals je ooglenzen hem niet aankunnen, zo kunnen je verven dat evenmin. Moet je je bij neerleggen. De zon proberen te schilderen is net zoiets als hem met je oog willen bekijken: het werk van een gek."

Onmacht
Nescio maalde drie eeuwen later natuurlijk niet om "een vebod in de schepping". Hij slaagde er wel in het licht en het water van zijn land te vangen, en dan precies zo dat het zijn gemoedstoestand weerspiegelde. Slaagde Nescio waar Bavink faalde? Hij werd niet mal en we lezen hem nog steeds.

Komt t omdat Nescio beter schreef dan Bavink schilderde? Of legt het beeld het altijd af tegen het woord? In haar gedicht 'Zomereinde aan de Leie' vraagt Miriam van Hee zich af hoe een schilder de gedachten, afstanden en herinneringen weergeeft die zij haast in een moeite door met een paar woorden optekent:

dit is wat een schilder zou zien:
de gebleekte graskant, kastanjes
en linden, het warme maar heengaande
licht van de avond en tegen de haag
op de andere oever een loper, en zijn
gedachten, hoe schilder je die
en boven het water de meeuwen
en tussen het licht- en het donkerder groen
de plecht van een jacht, het schuiven
der dingen, de richtingen

het water zelf kun je hier waar wij zitten
niet zien en ik vraag me nog af hoe je
afstanden schildert, steeds lichter misschien
tot je wit overhoudt, en hoe het verleden
toen jij daar nog liep

hoe schilder je dat je nooit weer
daar zult lopen, tegenstribbelend
aan je vaders hand


(uit: ‘Buitenland’, De Bezige Bij, 2007)

Maar de taal - is die dan altijd toereikend? Hans Andreus vond van niet, schreef hij in de eerste twee regels van 'Luisterapparaat'.

"Er is geen naam die klopt,
geen woord dat niet vroeg of laat uiteenvalt."

De dichter doet zijn werk, maar kent zijn beperkingen:

"het beste woord dat ik kan geven is
een luisterapparaat voor een geweldige stilte."