maandag 3 augustus 2015

Fongers naast Fongers

In een vreemde stad rijdt M. graag op zijn eigen fiets. Dus neemt hij 'm mee in de trein. Bestemming Den Haag ditmaal.

Hij stalde zijn antieke Fongers tegen een boom op Het Plein. Aan de andere kant van de boom stond al een fiets geparkeerd. Ook een Fongers. Ook een antiek exemplaar.

Fongers is een Groningse fiets, de fabriek is al bijna vijftig jaar dicht. Wat doen die twee Groningse fietsen zomaar naast elkaar op Het Plein in Den Haag?

Dan duikt de eigenaar van de andere Fongers op, een jonge vrouw die pas acht op ons slaat als M. haar aanspreekt: "Jij hebt een Groningse fiets." Ze zegt even niets terug, stapt op en terwijl ze wegfietst de Lange Poten op: "Ik kom uit Groningen."

Dat verklaart alles. En haar jas. Ze heeft de fiets uitgezocht bij haar jas: grijsgroen.



zondag 26 juli 2015

Mijn herinnering als hond (2)


"Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil", schrijft Cees Nooteboom in Rituelen als Inni Wintrop zich de beurskoersen herinnert van de dag dat hij zich probeerde te verhangen op de wc.

Ruim drie jaar geleden vroeg ik me al af of Nooteboom het werk kent van de negentiende-eeuwse Franse schrijver Jules-Amédée Barbey d'Aurevilly. Ik zag toen de Portugese film A vingança de uma mulher (A woman's' Revenge) van Rita Azevedo Gomes. Haar film was gebaseerd op  Barbey d'Aurevilly's bundel Les diaboliques. Daarin staan verhalen over vrouwen die een misdaad begaan of wraak nemen.

Azevedo Gomes koos voor haar verfilming voor de dame die hoer wordt uit wraak: manlief heeft haar minnaar door pijlen laten doorboren en zijn hart aan een hond gevoerd. Een van de hoofdpersonen mijmert over vroeger en merkt op dat de herinnering een hond is die aan je voeten knielt.

A vinganca de uma mulher kan Cees Nooteboom natuurlijk niet gezien hebben toen hij  Rituelen  scheef. Maar zou hij bekend zijn met de verhalen van Barbey d'Aurevilly? Heel misschien. Of iets waarschijnlijker: met Emil und die Detektive van Erich Kästner. Dit kinderboek verscheen niet lang voor Nootebooms geboorte. Bij Kästner lopen herinneringen ook als honden rond:

"Denn mit den Gedanken und mit den Erinnerungen, die sich uns nähern, ist es wie mit verprügelten Hunden. Wenn man sich zu hastig bewegt oder etwas zu ihnen sagt,oder wenn man sie streicheln will - schwupp, sind sie weg!"

En wie zou David Van Reybrouck dan allemaal wel gelezen hebben? Nooteboom misschien, die komt het dichtst in de buurt. Want ook in Van Reybroucks debuutroman Slagschaduw duikt-ie weer op, die herinnering in de gedaante van een hond:

"Altijd maar dat geheugen dat knaagt en jankt als een hond in de nacht."

(Met dank aan Ronald Giphart, die de stomtoevallige overeenkomst tussen Nooteboom en Kästner signaleerde in Planeet Literatuur



donderdag 9 juli 2015

Tweemaal dof is doffer

Deze week sloeg het toeval weer eens toe.

's Ochtends keek ik op van de ontbijttafel toen ik een dofffe bons hoorde. Op het hekwerk van mijn balkon zat een duif, rustig, alsof hij zojuist niet tegen het glas in mijn balkondeuren was gevlogen.

's Middags las ik in een boekhandel de eerste (mooie) anderhalve bladzijdes van Slagschaduw van David Van Reybrouck, opnieuw uitgegeven.
Weer een duif. Weer tegen een ruit, na een achtervolging door een kraai.

"Toen gebeurde het. Net toen de duif helemaal leek te ontsnappen, spatte hij uiteen tegen het terrasraam van het vierde visrestauarant van de Baksteenkaai. Een doffe klap."







zondag 3 mei 2015

Genot na lijden

In de Volkskrant vertelt Jan van der Liet (88) over zijn verblijf in het 'vergeten' concentratiekamp Neuengamme, in de buurt van Hamburg. Van der Liet was tegen de lamp gelopen toen hij illegale papieren bij zich had. Nadat de Duitsers het kamp hadden ontruimd, lukte het hem om zich bij een Russisch transport aan te sluiten:

"Na een dodenmars van dagen brachten Russische geallieerden hem naar een landhuis aan de Plauer See. Wat hij daar voelde, zegt hij, is niet in woorden te vangen. Een warm bad, schone kleren; een uitgeteerde Hollandse jongen in een Duits tweepersoonsbed. Hij sliep 24 uur. Het was 3 mei 1945; in de spiegel herkende hij zijn eigen gezicht niet meer."

De lotgevallen van Lex van Praag zullen Van der Liet bekend voor zijn gekomen. Onder het pseudoniem Hellema lukte het Van Praag wél heel goed om in woorden te vangen wat hij voelde in omstandigheden die sprekend lijken op wat Van der Liet overkwam, onder meer in zijn verhalenbundel Langzame dans als verzoeningsrite (1982). Dit schrijft hij over zijn hoofdpersoon, die ook Hellema heet en na de oorlog herstelt in het Bezirkskrankenhaus in Wörth an der Donau: "Als ik nog naar de spiegel greep, was het om de dood in mijn gezicht uit te lachen."

Luxe


Ook voor Hellema was er een dodenmars, na verzetswerk en een lange reeks concentratiekampen. Flossenbürg , in noordoost-Beieren, was de laatste, zo mogelijk nog meer vergeten dan Neuengamme. Ook Hellema, "een onnozele tachtig pond mens", lag uren voor pampus in bed, met ook voor hem de weelde van alledaagse zaken die na maanden van ontbering aanvoelden als de grootste luxe:

"Als ik bijkwam had ik alle begrip van plaats en tijd verloren, ja zelfs mijn identiteit kon ik enkele malen slechts met moeite achterhalen. Maar er was een sleutel: de onuitsprekelijke verrukking weer in een gewoon bed tussen schone witte lakens te liggen."

donderdag 12 maart 2015

Tafelmanieren

Zou Luis Buñuel bekend zijn geweest met het werk van W.F.Hermans? Met De tranen der acacia's? Toevallig? Een surrealistisch cineast zou toch benieuwd kunnen zijn naar het werk van een surrealistisch schrijver? Zich er door laten inspireren zelfs, er een idee uit overnemen?

In De tranen der acacia’s vlucht Arthur Muttah na de bevrijding van Amsterdam naar Brussel, naar zijn vader, die zijn laatste illusie vormt. Vader woont in een groot huis vol met mensen en met zijn vrouw Alice. Zij is bedlegerig, maar neemt op een avond wel aan de dinertafel plaats. Arthurs oog valt op haar stoel, “die een fraai bewerkte kist geleek met een leuning eraan”.

Tijdens het eten hoort hij een vreemd geluid, “het geluid of er water in een bak van email liep”. De vreemde stoel van Alice kent dan geen geheimen meer voor hem: “Het was hem ook volkomen duidelijk wat de vreemde stoel moest voorstellen, waarop zij zat. Hij wist niet wat hij moest doen om zelf niet rood te worden in zijn gezicht.”

In De tranen der acacia’s wordt er tenminste nog gegeten aan tafel, maar Buñuel voert het idee van Hermans nog iets verder door, een stuk verder zelfs. In zijn voorlaatste film Le fantôme de la liberté, waarin hij terugkeert naar het surrealisme, is de eettafel niet een plek voor een diner, maar voor conversatie. En ontlasting.