dinsdag 8 augustus 2017

Goddeloos, maar godvrezend

'Ik zal mezelf nooit een atheïst noemen. De ontkenning is toch een erkenning van het mogelijke bestaan van God', schreef ik een paar jaar geleden op deze plek. Net zoals de vloek een gebed is, kan ik eraan toevoegen. 

Ik kwam erop door een oude uitspraak van John Cruijff. "Ik heb nooit gereageerd op de zwembadaffaire omdat ontkennen ook een vorm van toegeven is." Cruijff heeft nooit iets kwijt gewild over de verhalen dat hij samen met teamgenoten en halfnaakte meisjes het zwembad van hun hotel was ingedoken tijdens het WK Voetbal in 1974 in Duitsland

Cruijff zal Curzio Malapartes onvoltooide roman Het bal in het Kremlin niet hebben gelezen. Die verscheen pas dit jaar in vertaling. Maar Cruijff zou zich hebben herkend in het ongemakkelijk gevoel dat de schrijver bekroop toen hij zich begin jaren 30 begaf onder de revolutionaire adel van Sovjet-Rusland. Die was goddeloos, maar godvrezend tegelijkertijd. 

'Ik voelde me ongemakkelijk, omdat ik voelde dat in Rusland, waar God werd ontkend en vaak lomp en luid, met een dierlijke verbetenheid werd beledigd, de aanwezigheid van God tastbaarder was dan in Europa, dat zelfs die kracht om God te ontkennen was kwijtgeraakt, die toch een manier is om hem te bevestigen, aan te roepen, lief te hebben.'

donderdag 23 maart 2017

Derek Walcott: lichtelijk kwaadaardig

's Ochtends begon ik in een middagkrant aan een necrologie van Derek Walcott (die ik na de woorden 'de Homerus van de Cariben' verder ongelezen liet), 's middags kwam ik stomtoevalligerwijs de dode dichter opnieuw tegen. In een boekhandel bladerde ik door de Hotelkamerverhalen van Bas Kwakman, en daar trof ik Walcott, nog in levenden lijve: in het Plaza Hotel in Brussel met zijn vrouw en met poëziemandarijn Kwakman (directeur van Poetry International). In Hotelkamerverhalen vertelt Kwakman wat hij meemaakte met dichters en collega-mandarijnen over de hele wereld.

Over de doden niets dan goeds, maar toen Kwakman zijn bundel bij de uitgever inleverde, zat Walcott nog gewoon springlevend op het strand van Saint Lucia over de zee te staren, dus wat lette de poëziedirecteur om eens een boekje over de Nobelprijswinnaar open te doen. En dan blijkt het woord 'nobel' wel erg slecht te passen bij de gelauwerde dichter. In zijn blog over Hotelkamerverhalen heeft uitgever Peter Nijssen het nog over 'het stupide, lichtelijk kwaadaardig gekissebis van Derek Walcott en zijn echtgenote' dat Kwakman optekende. maar ook de poëziefestivaldirecteur zelf krijgt de volle laag van de chagrijnige Nobelprijswinnaar.

Maar dat is nog niet alles: Walcott blijkt ook een leugenaar en eigenlijk gewoon een ordinaire oplichter die met een heel erg grote smoes ooit afzegde voor Kwakmans festival, nadat hij wel even geld voor zijn optreden had gevangen. De dichter beweerde bij een overval alles te zijn kwijtgeraakt: optreden zat er niet meer in en hij keerde meteen terug naar Saint Lucia om op het strand over de zee te gaan zitten staren. Kwakman slikte het verhaal voor zoete koek - wat kon hij anders. Walcotts uitvluchten haalden zelfs de krant. Tot hij een jaar later van dichter Seamus Heany hoort dat hij niet de eerste festivaldirecteur is die deze gigasmoes van Walcott te horen kreeg.

Hork

Maar was die Walcott nou echt zo'n hork? Kwakman mag dan wel putten uit de notities en tekeningen die hij maakte tijdens zijn ontmoetingen met dichters in hotels, hij schreef wel een bundel vol verhálen, fictie dus, verzonnen. Dit zegt hij er zelf over in het voorwoord van Hotelkamerverhalen: "Uit  de tekeningen en notities zingen zich verhalen los. Fictie, grotendeels verankerd in de realiteit." Die ellenlange dialoog tussen de echtelieden Walcott zal Kwakman heus niet letterlijk uit zijn hoofd weten te reproduceren: daar moet toch enige verbeelding aan te pas zijn gekomen. "Aan het ongelooflijk grenzende verhalen", schrijft Nijssen niet voor niets in zijn blog.

Wanneer de eerste bladzijde van een roman van kersvers Kamerlid Thierry Baudet heel wat literair-correct stof doet opwaaien (de vreselijke romanheld valt heus niet samen met zijn schepper!), mogen we de festivaldirecteur uit een verhalenbundel toch niet een op een identificeren met een festivaldirecteur die zijn belevenissen optekende. Net zomin als de 'Homerus van de Cariben' een op een samen hoeft te vallen met het gelijknamige verhaalpersonage Derek Walcott uit de bundel van Kwakman.

Die Kwakman kan als schrijver de ankers van de realiteit lekker los hebben gegooid en zijn grote dichtersduim in zijn mond hebben gestoken: in het echt was Walcott natuurlijk een heel aardige, beschaafde man die maar liefst twee keer slachtoffer werd van een overval en zijn vrouw is een heel vervelend mens dat ontzettend kan zeuren, en de festivaldirecteur die met hem aanpapte in een hotel in Brussel is een dichter die 'lichtelijk kwaadaardig' van alles uit diezelfde grote duim zuigt.

Oplichter

Maar waarom Kwakman dat zou doen? Omdat hij zich belazerd voelt? Uit wraak? Wie nagelt zonder gegronde reden een groot dichter als een groot oplichter aan de schandpaal? Niemand toch? Dan zal de echte Walcott de echte Kwakman inderdaad wel een loer hebben gedraaid, en heeft de schrijver Kwakman de boel toch niet helemaal bij elkaar verzonnen, zat zijn anker toch wel stevig vast in de realiteit?

De dode dichter heeft geen weerwoord, en dat is maar goed ook, want zelfs een persoon van vlees en bloed die afstand wil nemen van zijn dubbelganger van inkt en papier, komt van een koude kermis thuis. De vader van Emma Curvers wilde het debuut Iedereen kan schilderen van zijn dochter uit de winkel hebben omdat hij er in de roman nogal slecht vanaf kwam. Niet iedereen kan zomaar van alles schrijven, vond hij, maar daar oordeelde de rechter anders over. Het romanpersonage viel niet volledig samen met pa Curvers: zijn dochter had er van alles bij verzonnen. Dus was het gewoon fictie en mocht het boek in de winkel blijven liggen. Pa haalde opgelucht adem: hij kwam toch niet echt in de roman van zijn dochter voor.

Dan kun je Kwakmans voorwoord ook zien als een disclaimer voor boze dichters die de publicatie van zijn Hotelkamerverhalen wél kunnen navertellen: vinden zij dat Kwakman hun eventuele 'lichtelijk kwaadaardige' trekjes wat al te veel heeft uitvergroot, dan kan de poëziemandarijn zich altijd beroepen op zijn dichterlijke vrijheid. Geen dichter die daar bezwaar tegen kan hebben.